Neohierax insignis (Walden, 1872)
Orde | Familie | Genus |
Falconiformes | Falconidae | Polihierax |
White-rumped falcon | Fauconnet à pattes jaunes | ||
Burmazwergfalke | Falco pigmeo groppone bianco | ||
Sokolik zóltooki | Falcão pigmeu de sobre branco | ||
orientalisk pygméfalk | Halconcito Asiático | ||
Gulbenet Pygmæfalk | Азиатский малый сокол |
DD | LC | NT | VU | EN | CR | EW | EX |
Onder andere trends, afmetingen en gewichten, habitat, uiterlijke kenmerken
De populatie trend van deze soort loopt terug. Er leven naar schatting 10.000 tot 19.999 volwassen exemplaren in het wild. |
Polihierax insignis heeft 3 ondersoorten: - Polihierax insignis insignis - Polihierax insignis cinereiceps - Polihierax insignis harmandi |
Afmetingen en gewichten: Lengte : 23 - 28 cm Spanwijdte : 42 - 49 cm Gewicht : (M) circa 84 gram / (V) circa 112 gram |
Kenmerken: Het verenkleed van de Birmeese dwergvalk is wit aan de onderkant en op de stuit, met zwarte tijk op de borst. Het bovenoppervlak van de vleugels is donkergrijs. Seksueel dimorf, het vrouwtje heeft een roestbruine mantel op haar bovenrug en achter het hoofd, terwijl bij het mannetje deze gebieden grijs zijn. De staart is zwart, gestreept met wit. De vorm van de staart is opvallend afgerond, met de buitenste veren een centimeter korter dan de middelste. Zijn vleugels hebben de puntige vorm die typerend is voor valken, met de tweede primaire veren het langst en de eerste bijna gelijk aan de derde. Zijn poten en voeten zijn geel. De basis van de snavel en de huid rond het oog zijn geel. De punt van de snavel is grijs of hoornkleurig. De kleur is vergelijkbaar met de Afrikaanse dwergvalk (Polihierax semitorquatus), maar de Birmeese dwergvalk is groter en voller met een langere staart. |
Vlucht: |
Habitat: De natuurlijke habitats van de Birmeese dwergvalk zijn subtropische of tropische droge bossen en droge savanne. |
Geluid: Klik hier voor afspelen geluidsfragment (© Patrik Åberg). |
Voedsel: Birmeese dwergvalken voeden zich met hagedissen en insecten, die uit de grond of in bomen worden gehaald. In tegenstellingandere soorten vangen ze geen insecten op vanuit de lucht. |
Voortplanting: Deze soort is in het wild nog weinig bestudeerd. Het gebruikt gaten in bomen om te nestelen, het vrouwtje broedt de eieren gedurende de dag uit. Het vrouwtje legt een legsel van twee witte eieren, ongeveer 35 mm lang. Er is waargenomen dat een paar nestelt in een spechthol, waarbij zowel het mannetje als het vrouwtje daar overnacht. |
Overige: |